Verklaring van de EU-alliantie voor investeringen in kinderen over het politieke akkoord ESF+
Een mijlpaal in de EU-begrotingsbesprekingen, donderdag 28 januari 2021 markeerde ook een historische dag voor kinderrechten in de EU.
De medewetgevers van de EU hebben een akkoord bereikt over het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+), dat voor het eerst een specifieke doelstelling en oormerking bevat om kinderarmoede te bestrijden.
Zelfs vóór de uitbraak van COVID-19 groeide 1 op de 4 kinderen in de EU op met het risico op armoede en sociale uitsluiting. De pandemie en de sociaal-economische gevolgen die het met zich meebracht, hebben kinderen en hun families al aanzienlijk getroffen. De kinderarmoedeniveaus zullen nu waarschijnlijk escaleren, waardoor het nog dringender wordt om actie te ondernemen, om te voorkomen dat de impact van de crisis verder groeit en de verwoestende effecten ervan op het leven van kinderen, vandaag en in de toekomst, te verzachten.
In deze belangrijke overeenkomst erkenden de medewetgevers deze crisis en lieten ze zien dat ze zich inzetten voor de ondersteuning van kinderen die in armoede opgroeien in de hele EU.
Volgens de overeenkomst hebben EU-lidstaten met een gemiddelde kinderarmoede in de EU die hoger is dan het EU-gemiddelde van 2017-2019 (23,4%) zullen ten minste 5% van hun ESF+ financiële middelen moeten inzetten om kinderarmoede aan te pakken. Belangrijk is date overeenkomst dringt er bij alle EU-lidstaten op aan om ESF+ financiële middelen toe te wijzen tot gerichte acties ter bestrijding van kinderarmoede.
De EU-alliantie voor investeren in kinderen feliciteert het Europees Parlement, de Raad van de EU en de Europese Commissie bij het bereiken van dit akkoord en bij het opkomen voor kinderrechten.
Er moet echter nog veel worden gedaan om deze overeenkomst ten volle te benutten en kinderarmoede en sociale uitsluiting aan te pakken. Daarom doen we een beroep op:
1. De EU-leiders moeten het op 28 januari 2021 bereikte politieke akkoord snel goedkeuren en ervoor zorgen dat hun landen passende ESF+-middelen toewijzen om kinderarmoede aan te pakken.
De Eurostat-gegevens laten zien dat kinderarmoede een pan-Europees fenomeen is dat alle EU-lidstaten treft.
Tussen 2017-2019 groeiden gemiddeld al meer dan 20 miljoen kinderen in de hele Europese Unie op in armoede; van landen met een hoger BBP per hoofd van de bevolking en sterkere socialezekerheidsstelsels, zoals Zweden en Luxemburg, tot landen met hogere armoedeniveaus, zoals Roemenië en Bulgarije.
Deze gegevens houden echter geen rekening met de gevolgen van de COVID-19-pandemie voor kinderen en hun gezinnen in de hele Unie.
Gezien het feit dat kinderarmoede niveaus zullen waarschijnlijk escaleren naarmate de volledige economische impact van de pandemie duidelijk wordtroept de EU-alliantie alle EU-lidstaten op om de ESF+-overeenkomst na te leven door een passend bedrag van hun ESF+-middelen toe te wijzen aan gerichte en multidimensionale acties ter bestrijding van kinderarmoede en voor degenen met hogere armoedeniveaus om ten minste 5% van hun ESF+-middelen om specifiek in dit onderwerp te investeren. Alle EU-leiders zouden moeten zich ertoe verbinden dat hun landen zullen leiden genoeg middelen in hun ESF+ programmering naar activiteiten die kinderen en gezinnen in armoede of met armoederisico zullen ondersteunen.
2. De medewetgevers zorgen voor een directe en expliciete link tussen het ESF+ en de kindergarantie en dringen er bij de Europese Commissie op aan om een ambitieuze kindergarantie te lanceren in de vorm van een aanbeveling van de Raad.
De kindergarantie is een cruciale kans voor de EU en haar lidstaten om meer en beter te investeren in het voorkomen en terugdringen van kinderarmoede en sociale uitsluiting. Het ESF+ moet de uitvoering ervan adequaat ondersteunen. Daarom moet de overeenkomst die is bereikt over het ESF+: expliciet verwijzen naar de Kindergarantie, ervoor te zorgen dat alle lidstaten een passend deel van het fonds zullen toewijzen om dit cruciale initiatief te ondersteunen.
De medewetgevers zouden de Europese Commissie ook moeten oproepen om een op rechten gebaseerde en ambitieuze kindergarantie. Het moet er ook voor zorgen dat dit instrument een brede aanpak – het erkennen van de links tussen kinder- en gezinsarmoede; de verbanden tussen monetaire armoede en gebrek aan toegang tot kwaliteitsdiensten voor kinderen; en zorgen voor een zinvolle betrokkenheid van kinderen – en waar nodig – ouders bij de besluitvorming.
De toegang van kinderen tot essentiële diensten is van cruciaal belang voor hun opvoeding en kan hen helpen gelijke kansen te krijgen als leeftijdsgenoten op een gezond en welvarend leven. Daarom moet de Kindergarantie er bij de EU-lidstaten op aandringen te investeren in gelijke toegang voor kinderen tot gratis hoogwaardig onderwijs en opvang voor jonge kinderen, onderwijs, gezondheidszorg met inbegrip van gezondheidsbevordering en preventie, fatsoenlijke huisvesting, adequate en gezondheidsbevorderende voeding en vrijetijdsactiviteiten. Maar kinderarmoede en sociale uitsluiting kan en zal niet worden opgelost als de lidstaten alleen op deze zes gebieden investeren. Zoals vermeld in de recente gezamenlijke verklaring van de ministers van de EPSCO-Raad, moet de kindergarantie de nauwe correlatie erkennen tussen ouders die deelnemen aan de arbeidsmarkt – vaak alleenstaande ouders – en de economische stabiliteit van de gezinnen. In die zin moet de Kindergarantie gebaseerd zijn op de geïntegreerde aanpak van de Aanbeveling van de Europese Commissie over investeren in kinderen en ervoor te zorgen dat kinderen en hun ouders holistisch worden ondersteund om uit armoede en sociale uitsluiting te komen.
De Kindergarantie moet ook een duidelijk uitvoerings-, monitoring- en evaluatiekader hebben. De EU-alliantie voor investeren in kinderen verwelkomt het voornemen van de Europese Commissie om de EU-lidstaten te verzoeken om nationale meerjarige strategieën en actieplannen voor de kindergarantie. Deze plannen moeten de uitdagingen en prioriteiten van de EU-lidstaten illustreren als het gaat om de aanpak van kinderarmoede en sociale uitsluiting. Ze moeten groepen kinderen in kwetsbare situaties identificeren, uitgaande van de doelgroepen die in de haalbaarheidsstudie zijn geïdentificeerd, zoals kinderen die in precaire gezinssituaties leven, kinderen die opgroeien in inkomensarme en eenoudergezinnen, kinderen die in gesegregeerde gebieden wonen, dakloze kinderen, Romakinderen, kinderen in alternatieve zorg, inclusief kinderen die in instellingen verblijven, migrerende kinderen, kinderen met een handicap en andere ondersteuningsbehoeften. Ze moeten ook beschrijven welk soort beleid en EU- en nationale investeringen zullen worden gedaan om hen te ondersteunen. Bovendien moeten de EU-lidstaten ervoor zorgen dat kinderen, hun ouders en relevante maatschappelijke organisaties deelnemen aan het ontwerp, de uitvoering, de monitoring en de evaluatie van de actieplannen. De actieplannen moeten jaarlijks worden gecontroleerd en geëvalueerd door duidelijke indicatoren en data. De lidstaten moeten verslag uitbrengen aan de Europese Commissie over de uitvoering van de actieplannen, terwijl de resultaten in de toekomst moeten worden weerspiegeld Europese semestercyclus en bij het toezicht op de Actieplan ter uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten.
3. EU-lidstaten om ervoor te zorgen dat het ESF+ niet wordt gezien als het enige financiële middel om in kinderen te investeren en dat EU-fondsen en nationale begrotingen strategisch worden gebruikt en in overeenstemming met de actieplannen voor de kindergarantie en de meerjarige strategieën.
De EU-alliantie verwelkomt de oproep van de Europese Commissie aan de lidstaten om deze en andere bestaande financieringsmogelijkheden te gebruiken om meer te investeren in de strijd tegen kinderarmoede.
De EU-lidstaten moeten de behoeften van kinderen en hun gezin centraal stellen bij hun herstel. Investeren in een sociaal en veerkrachtig Europa begint bij investeren in kinderen.
Als eerste en dringende stap moeten de EU-lidstaten de niet-bestede ESF-, FEAD-, EFRO-middelen (als onderdeel van de CRII-, CRII+-programma's) en de financiële middelen van REACT-EU investeren in de ondersteuning van kinderen en gezinnen die risico lopen.
Bovendien, volgens de overeengekomen 6th Pijler van de Faciliteit voor herstel en veerkracht, moeten de EU-lidstaten de Recovery and Resilience Facility gebruiken om kinderarmoede en sociale uitsluiting aan te pakken om de kindergarantie uit te voeren. Deze investeringen moeten worden beschreven in de herstel- en veerkrachtplannen van de lidstaten.
Wat betreft de financiële middelen van de EU uit de EU-financieringsperiode 2021-2027, moeten de EU-lidstaten ook rekening houden met andere specifieke doelstellingen van het ESF+ om hun investeringen in kinderen te ondersteunen. Bijvoorbeeld de overeengekomen 25% oormerken van ESF+ middelen moet ook worden toegewezen aan sociale inclusie bevorderen en de meest kwetsbare groepen individuen ondersteunen en prioriteit kunnen geven aan acties met betrekking tot kinderen en gezinnen in armoede en/of gemarginaliseerden. Daarnaast zouden EU-lidstaten een deel van de geoormerkte 3% van de ESF+-middelen het verstrekken van voedsel en essentiële materiële hulp aan kinderen en gezinnen in achterstandssituaties, altijd in combinatie met maatregelen voor sociale integratie.
De activiteiten ter bestrijding van kinderarmoede die door het ESF+ en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling worden gefinancierd, moeten worden beschreven in de: nationale strategieën voor armoedebestrijding dat de lidstaten zich in het kader van de verordening gemeenschappelijke bepalingen moeten ontwikkelen om voorwaarde 4.3.
EU-lidstaten moeten ook gebruik maken van verschillende EU-middelen om kinderarmoede te bestrijden, zoals het Fonds voor asiel en migratie, InvestEU, Erasmus Plus en HorizonEurope. Deze fondsen hebben specifieke prioriteiten met betrekking tot armoedebestrijding en sociale inclusie, zoals de ontwikkeling van sociale infrastructuur en de integratie van die kinderen in de meest kwetsbare situaties. Bovendien moet het EU4Health-programma voorzien in de werkzaamheden van de lidstaten en het maatschappelijk middenveld op het gebied van armoedebestrijding en sociale gezondheidsverschillen, met name die met directe en indirecte gevolgen voor de gezondheid en het welzijn van kinderen.
Last but not least moeten de EU-lidstaten ook prioriteit geven aan hun nationale begrotingen in hun strijd tegen kinderarmoede. EU-fondsen kunnen leiden tot nationale investeringen, maar ze zijn niet voldoende om de nationale hervormingen van de sociale bescherming volledig door te voeren.
EU-lidstaten moeten ervoor zorgen: coördinatie tussen nationale autoriteiten over de toewijzing en besteding van deze middelen. Er moeten EU- en nationale begrotingen worden gebruikt strategisch in lijn met de prioriteiten opgenomen in de nationale actieplannen voor de kindergarantie om de noodzakelijke hervormingen te ondersteunen.
4. EU-lidstaten en de Europese Commissie om ervoor te zorgen dat het maatschappelijk middenveld een sleutelrol speelt bij de programmering van het ESF+ en dat het profiteert van ESF+-middelen.
De EU-lidstaten moeten ervoor zorgen dat multisectorale maatschappelijke organisaties met ervaring en bekwaamheid deelnemen als hoofdrolspelers bij het ontwerp, de uitvoering, de monitoring en de evaluatie van de ESF+-programmering. EU-lidstaten moeten de overeengekomen 0.25% oormerken naar de capaciteit van maatschappelijke organisaties opbouwen om zinvol deel te nemen aan de ESF+-toezichtcomités. Daarnaast moeten kinder- en gezinsrechtenorganisaties ook ondersteund bij het verkrijgen van toegang tot financiële middelen van de EU om hun programma's uit te voeren ter ondersteuning van kinderen en gezinnen in armoede of sociale uitsluiting en bij de uitvoering van de kindergarantie. Daarom moet waar mogelijk worden overwogen de medefinancieringsvereisten voor het maatschappelijk middenveld te verminderen.
Endnote
De EU-alliantie voor investeren in kinderen pleit sinds 2014 voor een multidimensionale, op rechten gebaseerde benadering om kinderarmoede aan te pakken en het welzijn van kinderen te bevorderen.
Deze verklaring werd onderschreven door de volgende partnerorganisaties van de EU Alliance for Investing in Children:
- Alliance for Childhood Europese netwerkgroep
- ATD Vierde Wereld
- Caritas Europa
- COFACE Families Europa
- Don Bosco Internationaal
- Dynamo International – Straathoekwerkersnetwerk
- ERGO-netwerk
- Eurochild
- Eurodiaconia
- EuroHealthNet
- Europese vereniging van dienstverleners voor personen met een handicap – EASPD
- Europees netwerk voor armoedebestrijding – EAPN
- Europese Federatie van nationale organisaties die werken met daklozen – FEANTSA
- Europese Oudervereniging
- Europese Alliantie voor de volksgezondheid – EPHA
- Europees sociaal netwerk – ESN
- Inclusion Europe
- Platform voor levenslang leren
- Lumos
- Mental Health Europe
- Maak moeders belangrijk
- Platform voor Internationale Samenwerking inzake migranten zonder papieren (PICUM)
- Roma Onderwijsfonds
- Save the Children
- SOS Kinderdorpen Internationaal.
Kontakte:
- Katerina Nanou, Katerina.nanou@savethechildren.org Senior Advocacy Advisor, Kinderarmoede en kinderen in alternatieve zorg, Save the Children
- Enrico Tormen, enrijk.tormen@eurochild.org, EU-aangelegenhedenfunctionaris, Eurochild
Lees deze verklaring op de website van de EU Alliance for Investing in Children hier.
Europese Commissie, Commissie verwelkomt politiek akkoord over ESF+, 2021
Gezamenlijke verklaring van de ministers van de EPSCO-Raad, Armoede en sociale uitsluiting overwinnen - de impact van COVID-19 op gezinnen verminderen - samenwerken om vooruitzichten voor sterke kinderen te ontwikkelen, 2020
Europese Commissie, Aanbeveling van de Commissie van 20 februari 2013 Investeren in kinderen: de vicieuze cirkel van achterstand doorbreken, 2013
Europese Commissie, Basisvoorzieningen voor kinderen in nood – Europese kindergarantie, 2020
Europese Commissie, Commissie verwelkomt politiek akkoord over ESF+, 2021